(Grieks) (pdf)

[1] Volgens mij heb ik de juiste gelegenheid gekozen voor iets waar ik al lange tijd over wilde spreken. Want aanwezig zijn degenen die ik aanklaag, en aanwezig zijn degenen tegenover wie ik mijn kritiek wil leveren op degenen die mij onrecht aandoen. IJver is immers veel groter in de richting van mensen die aanwezig zijn. Want ik denk dat het de eersten weliswaar niets kan schelen of zij oncollegiaal lijken te zijn naar hun collega’s (want dan hadden ze ook in het begin al niet de stap gezet om mij verkeerd te behandelen), [2] maar ik wil graag aan de anderen laten zien dat ik die mensen niet onrechtvaardig behandel, maar dat ik eerst door hen onrechtvaardig behandeld word. Het is onprettig om gedwongen te worden over deze dingen te spreken, maar het is onmogelijk om niet te spreken, wanneer ik in tegenstelling tot mijn verwachting kwaad te lijden heb en ontdek dat mensen die vrienden lijken, mensen zijn die onrecht plegen.

[3] Op de eerste plaats dus, zodat niemand van jullie snel de fouten te hulp komt die hij gemaakt heeft en hem een excuus verschaft voor zijn misdaad: laat iemand zeggen wie van jullie door mij slecht behandeld is in woord of daad, of wie mij iets gevraagd heeft en niet gekregen heeft wat ik kon geven en waar hij om vroeg. Waarom gaan jullie er dan toe over om kwaad over mij te spreken en mij kwaad te doen, [4] en maken jullie mij hiermee verdacht bij mensen die jullie bij ons verdacht maakten? Jullie waren zodanig lastig, dat iemand meer zijn best deed om te lijken voor mij zorg te dragen, dan mij over een ander te vertellen. En wat hij zei, vertel ik allemaal liever niet (want toen ik het hoorde, was ik gekwetst), en ook zal ik tijdens mijn beschuldiging niet dezelfde woorden gebruiken als waarmee jullie over mij gesproken hebben. Want ik zou jullie ontslaan van jullie schuld, als ik jullie over mijzelf dezelfde dingen zou zeggen. [5] Maar datgene waarmee jullie mij dachten te vernederen, maar waarmee jullie jezelf belachelijk gemaakt hebben, dat zal ik vertellen. Want jullie beweerden dat ik met geweld jullie gezelschap opzocht en met jullie sprak, en wat jullie ook deden, julllie konden niet van mij afkomen, en uiteindelijk zijn we tegen jullie wil samen naar Eleusis gegaan. En door die dingen te zeggen, denken jullie dat jullie van mij kwaadspreken, maar jullie betonen jezelf als ontzettend dom, omdat jullie tegelijkertijd dezelfde man in het verborgene afkraken en in het openbaar als vriend beschouwen. [6] Want jullie moeten ofwel niet kwaadspreken, ofwel niet mijn gezelschap aanhouden, en dat nadat jullie de omgang openlijk hebben opgezegd. Maar als jullie dat oneervol vonden, hoe was het dan oneervol voor jullie om het gezelschap te houden van iemand bij wie jullie het niet eervol vonden om het op te zeggen? [7] Zelf heb ik in elk geval niets kunnen bedenken waarom jullie redelijkerwijs op mijn gezelschap zouden neerkijken. Ik zag immers niet dat jullie enorm wijs waren en ik enorm onkundig, en zeker ook niet dat jullie veel vrienden hadden en ik zonder vrienden zat, en ook niet dat jullie rijk waren en ik arm, en ook niet dat jullie zeer hoog in aanzien stonden en ik in kwade reuk stond, en ook niet dat mijn zaken in gevaar waren en die van jullie veilig. Op grond waarvan had ik dus redelijkerwijs kunnen vermoeden dat jullie je stoorden aan het feit dat ik jullie gezelschap hield? [8] En toen jullie dat tegen onze nieuwste leden zeiden, dachten jullie niet dat zij het aan mij zouden vertellen, en terwijl jullie het een slimme zet vonden, gingen jullie daar rond om bij iedereen jezelf ervan te beschuldigen dat jullie vrijwillig met slechte mensen omgang hadden.

En probeer alsjeblieft niet te informeren naar wie mijn informant is. Want als jullie vragen wie het mij verteld heeft, dan vragen jullie naar iemand die jullie al kennen. Hoe zouden jullie hem niet kennen, als jullie je verhaal tegen hem gehouden hebben? [9] Vervolgens zou ik een slecht mens zijn, als ik met hem hetzelfde zou doen als hij met jullie. Hij vertelde het immers niet met dezelfde bedoeling aan ons als jullie het tegen hem zeiden. Want hij heeft het aan mijn naasten verteld omdat hij mij een gunst verleende, maar jullie hebben het tegen hem gezegd omdat jullie mij wilden beschadigen. En als ik dat niet geloofde, dan zou ik proberen het aan een onderzoek te onderwerpen. Maar zoals het nu is, stemmen deze dingen overeen met eerdere zaken, en deze lijken mij bewijs voor die andere te zijn, [10] en die andere voldoende bewijs voor deze. Want toen ik al mijn zaken met Hegemachos via jullie deed over het onderpand van het paard, toen ik het wilde terugbrengen, omdat het paard ziek was, probeerde Diodoros hier mij daar eerst van af te brengen, door te zeggen dat Polykles niet moeilijk zou doen over de twaalf mina, maar ze terug zou betalen. Hoewel hij dat toen zei, schaarde hij zich na de dood van het paard uiteindelijk onder hen als tegenpartijd, bewerend dat het niet rechtvaardig was dat ik het geld opeiste. [11] Maar eigenlijk beschuldigden ze zichzelf. Want als het voor mij, die onrecht geleden had in mijn zaken met hen, niet gerechtvaardigd was om erover te spreken, dan hebben zij toch zeker slechte zaken gedaan. En ik dacht dat ze al filosoferend over deze kwestie met hun woorden tegen mij ingingen, maar zij gingen niet met hun woorden tegen mij in, maar met hun daden, [12] en ze gingen met hun woorden tegen mij in, zodat Polykles mijn standpunt zou kennen. Dat werd namelijk duidelijk. In het bijzijn van de scheidsrechters sprak Polykles boos dat zelfs mijn collega’s vonden dat ik onrechtvaardig handelde, zo hadden ze tegen hem gezegd. Stemt dat overeen met wat er aan mij verteld is? Hij vertelde mij immers dat jullie gezegd hadden dat jullie degenen die in mijn verdediging wilden spreken, daarvan af zouden brengen, en dat jullie een aantal al tegen hadden gehouden. Waarom zou ik die dingen nog duidelijker moeten aantonen? Want kom, had hij ooit kunnen weten dat toen ik Kleitodikos vroeg om voor mij te spreken, ik geen succes had? [13] Hij was daar immers niet bij aanwezig. Of welk voordeel zou het hem brengen om mij met zoveel enthousiasme bij u verdacht te maken, dat hij zich inspande om dat alles bij mijn naasten op de mouw te spelden?

[14] En inmiddels begrijp ik nu dat jullie ook lang geleden al een excuus zochten, toen jullie zeiden dat Thrasymachos door mijn toedoen kwaad over jullie had gesproken. Ik heb hem gevraagd of hij vanwege mij kwaad had gesproken van Diodoros, en hij keek bedenkelijk bij het ‘vanwege mij’, want hij zei dat hij absoluut niet door toedoen van wie dan ook kwaad gesproken had van Diodoros. En toen ik die dingen naar voren bracht, was Thrasymachos ertoe bereid om aan een onderzoek onderworpen te worden [15] over wat deze man gezegd had. Maar hij hier zou alles liever doen dan dat. Daarna zei Autokrates in mijn bijzijn tegen Thrasymachos dat Euryptolemos kritiek op hem had geleverd, door te zeggen dat hij door hem was belasterd, en dat Menophilos degene was die dit verteld had. Thrasymachos ging meteen samen met mij naar Menophilos, en die zei het nooit gehoord te hebben of aan Euryptolemos verteld te hebben, en niet alleen dat, maar hij had ook lange tijd al niet met hem gesproken. [16] Jullie hebben toen duidelijk voorwendsels zitten bedenken op basis van de omgang tussen mij en Thrasymachos, en nu dat jullie voorwendsels op zijn, laten jullie niets meer achterwege om mij meer vrijuit kwaad te berokkenen. Ik had toen al moeten begrijpen dat deze dingen mij te wachten stonden, toen jullie bij mij ook over elkaar kwaad spraken. En daarna heb ik jullie alles verteld over Polykles, die jullie nu helpen. [17] Waarom heb ik niet beter opgelet? Ik ben naïef geweest. Want ik dacht een speciale vriend voor jullie te zijn, over wie geen kwaad gesproken wordt, om die reden dat jullie bij mij kwaad spraken over anderen, zodat ik een onderpand van jullie in mijn bezit had, namelijk de gemene woorden van ieder van jullie over elkaar.

[18] Ik onttrek mij dus uit vrije wil aan jullie vriendschap, want bij de goden, ik zou niet weten welk nadeel ik zou ondervinden door geen lid van jullie vereniging te zijn. Want als ik een rechtzaak aan de hand heb, zal ik dan iemand missen die voor mij spreekt en mensen die voor mij getuigen? Ook nu al, in plaats van dat jullie in mijn verdediging spreken, gaan jullie in de aanval bij wie dat wel doet, en in plaats van mij te helpen en getuigenis af te leggen van wat rechtvaardig is, maken jullie gemeenplaats met mijn tegenstanders en getuigen jullie voor hen. [19] Of zouden jullie hele goede dingen over mij zeggen, omdat jullie mij goedgezind zijn? Want ook nu spreken jullie als enigen kwaad over mij. Nou, wat mij betreft, ik ga jullie niet in de weg zitten. Jullie zullen dit soort dingen dus van elkaar te lijden krijgen, want jullie hebben de gewoonte om voortdurend een van jullie leden kwaad te doen in woord en daad. Wanneer ik niet meer in jullie vereniging zit, zullen jullie je op elkaar gaan richten, en vervolgens zullen jullie een voor een door de rest vijandig bejegend worden, en uiteindelijk zal de ene die overblijft zelf kwaadspreken van zichzelf. [20] En ik heb dit voordeel, dat door mij als eerste van jullie te bevrijden, ik het minste kwaad van jullie te lijden zal hebben. Want jullie doen kwaad in woord en daad aan mensen die met jullie omgaan, maar nog nooit iemand van de mensen die niet met jullie omgaan.