(Grieks) (pdf)

[1] Dat hij beweerde dat ik mijn vader heb gedood, daarmee zijn velen van u bekend en zij getuigen voor mij. Dat ik het niet gedaan heb, is duidelijk. Want ik ben tweeëndertig jaar, en het is nu het twintigste jaar sinds u bent teruggekeerd. [2] Daaruit blijkt dus dat ik een twaalfjarige was, toen mijn vader door de dertig gedood werd. Ik wist dus niet van een oligarchie was en was niet in staat mijn vader te helpen. Maar ik heb hem ook niet belaagd voor geld, want nadat mijn oudere broer alles gekregen had, heeft hij het van ons afgepakt.

[3] Misschien zal hij zeggen dat het niet een van de verboden woorden is, als iemand zegt dat een ander zijn vader gedood heeft. De wet stelt daarop immers geen verbod, maar laat het niet toe om iemand een moordenaar te noemen. Maar ik denk dat we niet over woorden moeten discussiëren, maar over de daden die ze aanduiden, en dat iedereen weet dat alle mensen die anderen gedood hebben, ook hun moordenaars zijn, en dat alle mensen die iemands moordenaar zijn, die persoon ook gedood hebben. [4] Het zou voor de wetgever immers een enorm karwei zijn om alle woorden op te schrijven die dezelfde betekenis hebben, maar door over één ervan te spreken, heeft hij het over hen allemaal duidelijk gemaakt. Want het lijkt me niet dat als iemand jou een vadermoordenaar of moedermoordenaar zou noemen, hij strafbaar is, maar als iemand zou zeggen dat je degene neergeslagen hebt die je gebaard heeft, of die je verwekt heeft, hij zonder straf zal blijven. [5] En als iemand zegt dat je een schildgooier bent, dan zal hij onschuldig zijn, want de wet schrijft voor om een straf op te leggen als iemand zegt dat een ander zijn schild van zich geworpen heeft, maar niet als iemand zegt dat hij het weggegooid heeft. En als je een van de elf was, zou je volgens dezelfde redenatie iemand ook niet accepteren die voorgeleid werd vanwege het feit dat hij iemands mantel of onderkleed had uitgetrokken, als hij hem geen kledingdief noemde. [6] En ook als iemand een kind had meegenomen, zou u hem niet accepteren als ontvoerder. En zelf ben je een rechtszaak voor laster begonnen tegen degene die zei dat jij je schild hebt weggegooid. Daarover staat echter niets in de wet, maar wel als iemand zegt dat een ander zijn schild van zich geworpen heeft. Hoezo is het dan niet vreemd dat wanneer iemand jou beschuldigt, je de wetten interpreteert zoals ik nu en je wraak op je vijanden zoekt, maar wanneer je zelf iemand beschuldigt, je geen straf hoort te krijgen? [7] Kom mij dus te hulp, in overweging nemend dat het iets veel ergers is om te horen te krijgen dat men zijn vader gedood heeft dan dat men zijn schild weggegooid heeft. Zelf zou ik in elk geval liever hebben dat ik alle mogelijke schilden had weggegooid, dan dat ik zoiets van plan zou zijn met mijn vader. En ik heb hem dat zien doen, zoals u zelf ook weet, en zelf heb ik mijn schild behouden. Dus waarom zou ik niet mijn genoegdoening op hem komen halen? [8] Welke aanklacht is er intussen tegen mij? Dat er terecht kwaad van mij gesproken is? Maar dat zou u zelf niet zeggen. Dat hij beter is? Ook zelf zou hij dat niet vinden. Dat ik, terwijl ik mijn wapens van mij geworpen heb, een rechtszaak begin tegen iemand die ze behouden heeft? Maar dat is niet het verhaal dat zich door de stad verspreid heeft. [9] Heb geen medelijden met hem nu er terecht kwaad van hem gesproken wordt, en toon geen genade aan iemand die hybris pleegt en in strijd met de wet spreekt, en nog wel richting een man die vaak het bevelhebberschap gevoerd heeft en die vele gevaren samen met u getrotseerd heeft, en nooit in handen van de vijand gevallen is, en nooit tekort geschoten is in zijn eindverantwoording tegenover u, en die op een leeftijd van zeventig jaar tijdens de oligarchie aan zijn eind kwam vanwege zijn welwillendheid jegens u. [10] Het is terecht om boos te worden in zijn verdediging. Want van wat voor iets pijnlijkers had hij belasterd kunnen worden dan dat hij na door zijn vijanden gedood te zijn, de beschuldiging krijgt dat hij door zijn kinderen uit de weg geruimd is? De gedenktekens van zijn deugd staan opgesteld bij uw heiligdommen, en die van hun lafheid bij die van de vijanden.

[11] Hij zal zeggen dat hij uit woede gesproken heeft. Maar bedenk dat de wetgever geen enkel begrip heeft voor woede, maar de spreker straft, als deze niet aantoont dat het waar is. Zelf heb ik nu al tweemaal hierover getuigd, want ik wist niet dat u straf geeft aan degenen die het gezien hebben, maar degenen die hun schild van zich werpen, vergeving schenkt. Ik vraag u dus om hem te veroordelen. [12] Want ik klaag nu aan wegens laster, maar in dezelfde stemming sta ik onder verdenking van moord op mijn vader. Een ernstigere rechtszaak dan dit zou er niet kunnen zijn voor mij, die in mijn eentje, zodra ik officieel volwassen was, de dertig aangeklaagd heb op de Areopaag. Kom hem en mij dus te hulp.